Fruitdorp Lauwerzijl

Een kern waar pit in zit

Het nieuwe Ruigezand

Toen in 1877 de bedijkingen door de provincie waren uitgevoerd, was meteen de nieuwe Ruigezandsterpolder ontstaan. oor het kernbezit te Ruigezand ‘Stadspolle' werd de stad tevens eigenaar van de grond in de nieuwe polder voor zover deze in de provincie Groningen lag, t.w. 365 ha. De grond die in de provincie Friesland ligt werd polder Wierenga genoemd, omdat er twee Wierenga's kwamen te wonen. De stad bouwde hier zeven boerderijen, vijf aan de Stadsweg en twee aan de Nittersweg. In het begin werden de boerderijen geëxploiteerd door de stad.

De leiding op de boerderij was in handen van een zetboer. De zetboeren werden gecontroleerd door de stadsopzichter, o.a. door P. Kruizinga, een zoon van boer Kruizinga die op de boerderij naast de brug woonde. Ook werd door de stad een huis gebouwd voor de stadstimmerman, o.a. A. Flonk. Deze verzorgde het onderhoud aan de stadsboerderijen. Het is bekend dat tijdens de bouw van de boerderijen, de spijkers door iemand lopend uit Ulrum werden gehaald. Hij ging dan heen en terug met een juk op zijn schouders, waaraan twee emmers met spijkers.

De gezamenlijke dorsmachine, eigendom van de stad en aangedreven door een stoommachine ‘De Biel', stond in een loods aan de Lauwers op de ‘Plaat'. De machinist Piet Kracht, wonende te Kommerzijl, verloor zijn arm, toen hij een drijfriem wilde opleggen, terwijl de dorsmachine nog draaide. De zetboeren hadden een goed bestaan. Zij mochten voor eigen gebruik melkvee en kippen houden. Het stond niet vast hoeveel, zodat er nogal wat melk op hun naam naar de fabriek ging en eieren naar de markt. Ondanks het feit dat de boerderijen de eerste jaren een behoorlijke winst voor de stad opleverden, werden ze later toch verhuurd aan de boeren. De stadsopzichter werd afgeschaft. Alleen de stadstimmerman bleef voor het onderhoud en hij was tevens een ‘stille' veldwachter.