Fruitdorp Lauwerzijl

Een kern waar pit in zit

De eerste bewoners van Lauwerzijl - 1879 -

Er woonde te Munnekezijl een zekere Jan Donker, van beroep voerman. Hij had een paar span paarden en enkele wagens en was werkzaam geweest als voerman bij de aanleg van de provinciale zeedijk Nittershoek - Zoutkamp. (1874-1877) Hij was getrouwd met Jacobje Visser. Nadat deze was overleden, trouwde Jan Donker met IJke Kuiper uit Gerkesklooster. Hij zag in de nieuwe Ruigezandsterpolder wel kans om een bestaan op te bouwen en voltooide in 1879 naast de buitensluis de eerste woning, winkel, kroeg en doorrit met bijgebouwen. Dat was het begin van wat nu Lauwerzijl is.

De nieuwe houten brug (nu van steen) die over de Munnekezijlster Riet was gelegd, lag plm. 100 meter westelijker dan de toen overbodige buitensluis. Jan Donker bezorgde, naast zijn voermansactiviteiten, de sterke drank per 10 liter bij de boeren. Het was toen nog gewoonte dat de arbeiders om 11 uur een borrel kregen. Een borrel kostte toen 4 à 5 cent. Zijn vrouw deed naast haar huishouding de winkel en regelde de zaken in het café. Later heeft Jan Donker de doorrit en de bijgebouwen laten verbouwen tot drie woningen en ook de kroeg werd een woning. De sterke drank mocht toen per 10 liter alleen nog maar uit de kelder en niet uit de winkel verkocht worden.

Pieter van Assen en zijn vrouw Eeke.
Eén van de eerste medebewoners van Lauwerzijl, Pieter van Assen, is er komen wonen met het bouwrijp maken van de nieuwe Ruigezandsterpolder. Hij kwam uit de ‘Woldkant' (de Friese wouden) en is te Lauwerzijl overleden. Hij kon nog vertellen dat de gehele polder bij hoogtij water en nog eens water was. Pieter was al hoogbejaard toen de fietsen in de ‘running' kwamen. De oude man werkte toen op standplaats no. 3. Hij liep zo tegen de tachtig jaar; fietsen had hij niet geleerd. ‘s Morgens liep hij naar zijn werk en had dan altijd een stokje bij zich. Andere arbeiders reden hem dan op de fiets voorbij en dat kon Pieter niet goed verdragen. Hij sloeg zich dan steeds met zijn stokje voor zijn achterste en zei: ‘Kom nou Pieter, kom aan, je kunt wel wat harder. Toe nou Pieter, nog een beetje. Toe maar, je kunt nog wel harder.' Zo sjouwde hij de weg langs, maar hij kwam steeds als laatste bij de boerderij.

Zijn vrouw Eeke was van een ander slag, maar goed bij de tijd. Vroeger zei men wel eens van mensen die een beetje ruw in de uitspraak waren: ‘Nou die heeft ook een rare snee onder de neus.' Daar was Eeke ook één van. Dirk de Vries, pottenkoopman van Pieterzijl, kwam zoals regel was ook op Lauwerzijl zijn waren verkopen. Hij had altijd gekheid met de vrouwlui die bij zijn pottenkar kwamen. Het gebeurde dat Eeke een nieuwe ‘pot' moest hebben, één waar je ‘s nachts op gaat zitten. ‘Dirk', zei Eeke, ‘ik moet een nieuwe pot hebben.' ‘Dat kan', zei Dirk, ‘hoe groot moet dat ding wezen?' ‘Ik zou zeggen', zei Eeke, ‘Pieter die drinkt ‘s avonds nog al wat koffie en dan geeft hij ‘s nachts behoorlijk goed. Wij mogen wel één hebben van twee pissen met een snit.'